Hoe maak je het verschil?

Gerrald van beek

13 december 2021
Blog DirectieDocenten

Je kijkt ernaar uit, maar tegelijkertijd zie je er ook tegenop; lesgeven aan klas 3A. Wat een leergierigheid, dat heb je zelden gezien. Tijdens instructie komen er regelmatig vragen die veel verder gaan dan de lesmethode. Hup, dan gaat het boek gewoon even aan de kant en ga je hier dieper op in.

Aan de andere kant zie je ook een groot niveauverschil binnen deze klas. Vanaf het moment dat het boek aan de kant gaat, haakt een aantal leerlingen af.

De vraag die dan boven komt: hoe geef je jouw instructie? Is deze vooral gericht op de leerlingen die de verdieping in willen? Of ligt de focus vooral op de groep die het moeilijk heeft? Of is dat per les of situatie verschillend? Kortom, hoe krijgt jouw differentiatie vorm?

Differentiëren: Het bewust tegemoet komen aan verschillen tussen leerlingen in niveau, verwerkingssnelheid, leerprofiel (voorkeur van opdrachten), en houding ten opzichte van leren (Tomlinson et al. 2003).

Kijkend naar bovenstaande casus zou je op verschillende manieren kunnen differentiëren. We maken hierin onderscheid tussen instructie aan de groep en instructie aan het individu.

Groep

De docent geeft instructie over groepsdoelen ((minimum)leerstofdoelen) die elke leerling moet behalen (Van Casteren et al. 2007).

Bij groepsinstructie gaat het om convergente differentiatie. Bij convergente differentiatie wordt vastgehouden aan (minimum)leerstofdoelen die elke leerling moet behalen. Met verlengde instructie voor de leerling die het moeilijk vindt en verdiepingsstof voor de leerling die meer uitdaging nodig heeft. Deze manier van differentiëren past goed binnen een egaliserende visie op onderwijs. Je verkleint de cognitieve verschillen. Je geeft nadrukkelijk maatwerk, terwijl je daarbij de zwakkere leerling wel binnenboord houdt.

Om de klas zoveel mogelijk rond hetzelfde niveau te houden, kun je werkvormen als preteaching of remedial teaching inzetten. Ook de mate van huiswerk opgeven kan hierin een belangrijke rol spelen.

De docent kan in zijn instructie variëren in moeilijkheid door leerlingen op hun eigen niveau aan te spreken, meer en minder complexe voorbeelden te geven en door individuele leerlingen vragen te stellen die ze aankunnen. Een groot voordeel van convergente differentiatie is dat er hoge verwachtingen worden gesteld aan álle leerlingen. De zwakkere leerlingen leren van de leerlingen die beter meekomen. Hiermee stimuleer je het groepsgevoel, het hulp bieden en er voor elkaar zijn.

Met name dit laatste is belangrijk, het kan zomaar zijn dat bij een ander vak of op een ander moment de rollen omgedraaid zijn.

Individu

De docent geeft instructie over individuele/subgroep-instellingen, afhankelijk van de behoeften en niveaus van de leerlingen (Van Casteren et al. 2007).

Als instructies gericht zijn op individuen, wordt divergente differentiatie toegepast. Bij divergente differentiatie wordt de instructie en leerstof veel meer op de individuele niveaus van leerlingen toegepast. Als docent verdeel je dan je tijd evenredig naar de verschillende individuen/subgroepen.


Dit betekent dan ook verschillende leeruitkomsten en verschillende momenten waarop leerlingen met hun leertaak klaar zijn. Bij deze aanpak kunnen sommige (groepen) leerlingen verder met de lesstof zijn dan klasgenoten. Het wordt dan ook niet voor niets divergente differentiatie genoemd, omdat de leerlingen op hun eigen niveau worden aangesproken en de niveaus verder uit elkaar kunnen gaan liggen.

Een model wat goed past binnen deze vorm van differentiëren is het GIP-model. Het GIP-model richt zich heel sterk op een goede organisatie in de groep. Hiermee schep je de voorwaarden om zelfstandig te werken en dus divergente differentiatie mogelijk te maken.

Ga je nog een stap verder dan is er nog de mogelijkheid om groepsdoorbrekend te gaan werken. Traditionele groepen worden ‘doorbroken’ zodat leerlingen bijvoorbeeld per vak op hun eigen niveau de lessen kunnen volgen. Hierdoor ontstaan meer homogene groepen.

Dit groepsdoorbrekend werken is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd, dit vraagt goede doordenking, juist ook op het gebied van planning. Gelukkig hebben we met de KWT-module een applicatie die dit laatste ondervangt, hierdoor kan jij je focus leggen op de onderwijskundige kant.

Terug naar 3A, de casus uit de inleiding. Zie je overeenkomsten met je eigen lesgeven? Wellicht dat genoemde vormen van differentiatie jou kunnen helpen in de praktijk van alle dag. Waar heb je voor gekozen (groep of individueel) en wat was de uitwerking? Ik ben erg benieuwd! Reageer gerust door het sturen van een mailtje.

Gerrald van beek

Onderwijsadviseur en docent economie